Twee artikelen uit: PrimaOnderwijs.nl, waarin hoogleraar talentontwikkeling, wetenschap en techniek: Juliette Walma van der Molen duidelijk maakt wat het belang is van 'hogere-orde denken'.
Dit is wat ik eerder besprak in mijn blog 'de taxonomie van Bloom'.
Het Nederlandse onderwijs is te veel afgestemd op de middenmoot (...) Slimme kinderen kunnen zich daardoor vervelend gaan gedragen. Maar ook als er geen problemen zijn, moet je hoogbegaafden op school uitdagen, zegt Zij. Volgens haar moet in het ondewijs meer aandacht komen voor het hogere-orde denken.
Voorbeeld over kikkers (toevallig ook het voorbeeld dat ik voor 'de taxonomie van Bloom' gekozen had)
Lagere-orde vragen: wanneer kwaken kikkers? Hoe ademen kikkers? En kikkervisjes? Wat eten kikkers? Wat is koudbloedig?
Hogere-orde vragen: welke relatie is er tussen de lichaamsbouw van de kikker en zijn manier van voortbewegen? Wat moet er aan een kikker veranderen om te kunnen overleven in de woestijn? Ontwerp en beschrijf een kikkerparadijs, maak hierbij een tekening.
Bij hogere-orde vragen gaat het erom dat kinderen informatie leren analyseren, op waarde schatten en er vervolgens zelf iets nieuws mee doen. Dat is veel interessanter voor hoogbegaafden, maar ook de ander leerlingen steken er veel van op. In de Plusklassen die veel scholen tegenwoordig oprichten worden vakken als chinees of Spaans gegeven, maar eigenlijk is dit weer lagere-orde denken; onthouden en toepassen. Je gebruikt dan niet het talent van hoogbegaafden om zelf te denken. Het gevolg is dat ze lui worden. De leraar moet ze naar de zone van de naast ontwikkeling trekken, waardoor ze worden gedwongen net iets hoger te reiken.
Dat vergt extra inzet van de leerkracht. Daarvoor is een parapluvisie nodig: boven de lesmethode staan en verplaats je in het kind: waar heeft het behoefte aan? Hoe denkt het? Zelf probeert Walma van der Molen leerkrachten weer te laten denken als een kind: als de trein te laat is, kun je je ergeren; je kunt je ook verwonderen over de wiskundige manier waarop het spoorboekje in elkaar zit en over het feit dat een klein foutje het hele systeem in de war kan laten lopen!
Leraren denken dat ze alles moeten weten, maar dat hoeft niet. Slimme kinderen kunnen moeilijke vragen stellen. Je kunt duidelijk maken dat je het niet weet en dat inzichten kunnen veranderen. Deze aanpak maakt het toetsen van vorderingen lastig. Maar door de aanleg van een portfolio kun je de creatieve ontwikkeling van een kind ook zichtbaar maken. Het gaat erom waar de kwaliteiten van het kind liggen.
Dit is precies wat wij de ouders bij de kennismakingsbijeenkomst van de plusklas 5/6 afgelopen week hebben duidelijk gemaakt. Door onze ervaring dit jaar in groep 6, 7, 8 en de vragen van leerkrachten en ouders naar cijfers, leek het ons goed dit punt nu van tevoren aan te stippen. Dat voorkomt teleurstelling, menen we.
En 'waar de kwaliteiten van het kind liggen', sluit helemaal aan bij mijn visie op hoogbegaafde kinderen: ik wil ze 'leren leven'. Dat houdt in dat ze leren tevreden te zijn met hoe en wie ze zijn. Ja, er zelfs trots op durven zijn. En hun talenten natuurlijk op een goede manier leren in te zetten.
Leer differentiëren
Uit onderzoek van de inspectie uit 2012 blijkt dat de helft van de leraren in het VO geen rekening houdt met verschillen in de klas: ze zoeken nog naar een passende vorm, zien het nut van differentiatie niet in, het kost te veel tijd, niet toepasbaar in lessen van 50 minuten...Maar omgaan met verschillen is nodig voor passend onderwijsbeleid. Door de differentieren kunnen leraren en scholen betere schoolprestaties realiseren. Dit vereist kennis en inzicht m.b.t. leerstof, leerprocessen, leerstijlen, didactisch repertoire, organisatorische vaardigheden en klassenmanagement. Grappig: dit zijn allemaal onderwerpen die ik al had aangestipt in het zorgplan 'Knappe Koppies in de Kleuterklas'. Dus of het nu gaat om kleuter of pubers: het gaat erom of wij bereid zijn onze aanpak t.a.v. verschillen in de klas te veranderen.
Optimaal presteren
Basisvoorwaarde om vorm te kunnen geven aan omgaan met verschillen is dat leerkrachten regisseur zijn van hun eigen onderwijs en zelf de onderwijsdoelen bepalen bij de leerstof. Verder moet je over een groot pakket aan vaardigheden beschikken: het creeren van een positief pedagogisch klimaat, gebruikmaken van didactische variatie en goven de stof en de methode kunnen staan. Zo dragen leerkrachten bij aan het optimaal presteren van elke leerling; zwakker of gtalenteerd. bovendien gaat differentieren onderpresteren van goed leerlingen tegen, voorkomt het uitval van leerlingen met veel ondersteuningsbehofte, werkt het motivatieverhogend, voorkomt het ordeproblemen en levert het een positieve bijdrage aan het klassenmangement van leraren.
Dat zijn nogal wat positieve gevolgen! Ik herinner mij inderdaad dat ik via via hoorde dat mijn directeur zich positief had uitgelaten over mijn aanpak in de kleuterklas met de opmerking dat het zelfs gedragproblemen oploste! En dat klopt inderdaad.
Recent onderzoek heeft aangetoond dat evenwicht tussen structuurondersteuning en autonomieondersteuning van groot belang is. Het idee van zelfstandig werken uit de jaren tachtig gaf leerlingen winig structuur voor het leren en vaak te veel auronomie. Sommige kinderen verdrinken in te veel vrijheid en hebben mjuist structuur nodig om effectief te leren.
Structuurondersteuning is ook instrucite geven en dat betekent niet dat je als leerkracht gaat zeggen hoe het moet, maar dat je kinderen aan het denken zet zodat ze zelf tot leren komen en cognitief worden uitgedaagd. Kinderen de tools en de bouwstenen geven en leren om verbanden te leggen, is heel belangrijk in onze snel veranderende maatschappij (zie hoofdstuk 7 van mijn zorgplan Knappe Koppies!) Kijk naar wat kinderen al kunnen; daarbij aansluiten zorgt voor een effectiever leerproces. Zelf noem ik dit 'high trust': vertrouwen tonen in de potentie van het kind. Dit geeft hem zelfvertouwen en een gevoel van veiligheid. Dit maakt reiken naar de zone van de naaste ontwikkeling gemakkelijker.
Om de kwaliteit van onderwijs te verhogen is het belangrijk niet alleen naar zorgleerlingen te kijken, maar ook naar excellente leerlingen. Schoolteams moeten niet alleen maar doen, doen, doen; maar rustig waarnemen wat leerlingen nodig hebben. Begin met kijken naar observaties en toetsgegevens en pak problemen systematisch aan. Toetsgegevens zijn niet heilig, maar vooral informatief en kunnen het vormgeven van je onderwijs sturen. Op vast momente vraag je je als team af: doen we de goede dingen? Geven we iedere leerling wat hij nodig heeft? Van daaruit kun je omgaan met verschillen, opbrengstgericht werken en prestaties verbeteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten